Repareren of weggooien?

Tegenwoordig worden er volop spullen geproduceerd voor de massa. Het meeste is zó gemaakt dat repareren vaak niet meer mogelijk is, of te duur. Weggooien dus en nieuw kopen. Maar ook vroeger werden sommige dingen weggegooid, vaak omdat ze net als nu niet gerepareerd konden worden. Archeologen stuiten regelmatig op zogenaamde beerputten, de vuilnisbelten uit het verleden. Alles wat niet meer bruikbaar was, ging daar in. Voor ons zijn het schatkamers die een prachtig inkijkje geven in hoe mensen hebben geleefd. Daarnaast worden er ook veel scherven van aardewerk, porselein en glas gevonden. Zonde, zou je misschien zeggen: hadden ze dat niet kunnen repareren? Maar zoiets was toen niet eenvoudig. Iets simpels als constructielijm bestond nog niet. Toch werden bepaalde voorwerpen wel degelijk met de grootste zorg behandeld, hersteld en doorgegeven aan volgende generaties.

Deze Chinees porseleinen “famille rose” kom dateert van circa 1750. Het 18e eeuwse China was voor het grootste deel nog afgesloten voor het westen. Alleen bepaalde aangewezen havens waren voor ons Nederlanders toegankelijk voor de handel. Vooral kostbare thee en exotisch porselein vonden in Nederland gretig aftrek en werden voor hoge prijzen verkocht.  Deze Chinese kom is gemaakt van porselein en rondom beschilderd met roze emaille verf, vandaar de term “famille rose”.  De pioenrozen waren een geliefde decoratie in deze periode. Onze kom heeft een zwaar leven achter de rug. Na de gevaarlijke reis van China naar Nederland, is hij kapot gevallen en van een kostbaar bezit in één klap verworden tot een berg scherven zonder financiële waarde. Toch is één van de vorige eigenaren zo gehecht geweest aan deze kom, dat hij of zij een dure reparatie heeft laten uitvoeren om hem te kunnen behouden. We praten hier over het “krammen”, een gecompliceerde techniek die werd uitbesteed aan speciale ambachtslieden, de krammers. Zij boorden aan weerskanten van de scherf kleine gaatjes. Dat was op zichzelf al zeer lastig, want porselein is een hard materiaal en bij gebrek aan elektrische boormachines betekende dit puur handwerk. Door deze gaatjes werden messing-, koper- of zilverdraden gehaald, waarna een object letterlijk weer aan elkaar werd genaaid. Geen onzichtbare restauratie dus, maar juist een getuigenis van de geschiedenis van deze kom. Niet de beerput in, maar een nieuw leven voor een geliefd voorwerp: een fraai voorbeeld van duurzaamheid!

Jan Potijk is eigenaar van Jantiquair. Hij heeft letterlijk werk gemaakt van zijn liefde voor geschiedenis en toegepaste kunst.
Na 14 jaar als veilinghuis taxateur werkzaam te zijn geweest, startte Jan in 2017 zijn eigen onderneming.
Met Jantiquair legt hij zich toe op de aan-, verkoop en taxaties van kunst, antiek, design en curiosa.